Wijziging van de forfaitaire vaste vergoeding

Een klant heeft al sinds 01/08/2012 een contract bij een leverancier. Hij merkt later op dat diezelfde leverancier een goedkoper tarief heeft en tekent hierop in. Dit tarief treedt in werking op 01/01/2016. De vaste vergoeding bij dit nieuwe tarief bedraagt 34,23 euro per jaar, tegenover 62,68 euro voordien.

De klant schrijft zich vervolgens in op een groepsaankoop die gewonnen wordt door een andere leverancier. De overschakeling naar deze leverancier gebeurt op 01/01/2017. Op de slotfactuur van zijn vorige leverancier stelt de klant vast dat er hem een vaste vergoeding wordt aangerekend voor een periode van 01/08/2016 tot 01/08/2017.

Hij betwist deze vaste vergoeding omdat hij maar klant is gebleven tot 01/01/2017.

Intervention du médiateur: 

De leverancier deelde mee dat de vaste vergoeding al sinds de contracthernieuwing van 01/08/2015 forfaitair wordt aangerekend.

Hij rekende daarom voor de periode van 01/08/2015 tot 01/08/2016 een vaste vergoeding van 62,68 euro aan (het oude tarief), en voor de periode van 01/08/2016 tot 01/08/2017 (afrekeningsfactuur van oktober 2017) een vaste vergoeding van 34,23 euro (het nieuwe tarief).

De leverancier liet ook weten dat de periodes duidelijk vermeld staan op de afrekeningsfacturen.

De Ombudsdienst heeft de leverancier erop gewezen dat de jaarlijkse einddatum van het contract niet 01/08 maar 01/01 is, omdat de laatste contractwijziging van 01/01/2016 dateerde. De klant moet dus op 01/01/2017 van leverancier kunnen veranderen zonder financieel nadeel te ondervinden met betrekking tot de vaste vergoeding. Dat staat los van de discussie of het aanrekenen van een vaste vergoeding bij het beëindigen van een energiecontract wettelijk is.

Het vasthouden aan 01/08 als jaarlijkse start- en einddatum voor de vaste vergoeding is een betwistbare handelswijze, die het de klant onmogelijk maakt om zonder kosten op de einddatum van zijn contract naar een andere leverancier over te stappen.

Op basis van deze argumenten was de leverancier bereid om de vaste vergoeding vanaf 01/01/2017 te crediteren.

De Ombudsdienst ging niet akkoord met dit voorstel. Er werd aan de klant immers nog steeds een vaste vergoeding van 62,68 euro aangerekend voor de periode van 01/08/2015 tot 01/08/2016, terwijl de klant een voordeliger tarief had vanaf 01/01/2016.

De leverancier moest dus een herberekening doorvoeren vanaf 01/01/2016. De leverancier was hier uiteindelijk ook toe bereid en crediteerde 36,57 euro.