Toestemming dienstencontract

Bij het nazien van zijn bankrekening stelt een klant vast dat er jaarlijks 83,40 euro van zijn rekening wordt gehaald via domiciliëringsopdracht voor een zogenaamde dienst “Comfort”.

De klant is echter al ruime tijd geen klant meer bij de leverancier die deze dienst aanrekent en is van mening dat hij nooit een contract voor deze dienst heeft aangegaan.

Interventie van de ombudsman: 

De leverancier deelt aan de Ombudsdienst mee dat de dienst Comfort telefonisch werd afgesloten met de klant. Aangezien het niet om een levering van elektriciteit of gas gaat, is de leverancier van mening dat de “Gedragscode voor verkopen gesloten buiten verkoopruimten en verkopen op afstand” niet van toepassing is en er geen schriftelijke bevestiging van de klant vereist is. De leverancier is dus van mening dat aangezien hij nooit eerder een protest heeft ontvangen en de klant de facturen sinds 2009 betaald heeft, de dienst rechtmatig tot stand is gekomen.

De leverancier verwijst hierbij tevens naar boek VI van het Wetboek van economisch recht dat in artikel VI.45 bepaalt dat de leverancier slechts verschillende informatie (zoals onder meer de prijs, de kenmerken van de goederen en diensten, het herroepingsrecht, …) dient mede te delen voordat de consument door een overeenkomst op afstand daartoe gebonden is.

De Ombudsdienst heeft de leverancier echter verwezen naar artikel VI.62 van afdeling 3 van ditzelfde hoofdstuk dat bepaalt dat het “aan de onderneming

toekomt het bewijs te leveren dat het heeft voldaan aan de verplichtingen inzake de informatie aan de consument, de naleving van de termijnen, de toestemming van de consument met het sluiten van de overeenkomst en, desgevallend, met de uitvoering ervan gedurende de herroepingstermijn.”

Op basis van deze argumentatie was de leverancier bereid om al de aangerekende bedragen voor de dienst Comfort voor een totaal van 500,40 euro terug te betalen aan de klant.