Waarover gaat het?
De Ombudsdienst voor energie betwist het wettelijk karakter van de vaste vergoedingen die de energieleveranciers ESSENT, LUMINUS, OCTA+, MEGA, ENERGY PEOPLE (thans in faillissement) en Energy2Business (niet meer actief is op de residentiële energiemarkt) voor een volledig leveringsjaar aanrekenen wanneer de klant vervroegd zijn energiecontract beëindigt.
Die energieleveranciers rekenen immers voor de levering van elektriciteit en/of aardgas vaste vergoedingen van 10 tot 90 euro per energiedrager aan voor een volledig leveranciersjaar, ook wanneer de eindafnemer zijn energiecontract vervroegd beëindigt. Dit betekent dat klanten soms meer dan 100 euro (vaste vergoeding voor elektriciteit + deze voor gas) moeten betalen wanneer zij veranderen van leverancier. Volgens de Ombudsdienst voor energie is hier dan ook sprake van een (verkapte) verbrekingsvergoeding omdat de elektriciteits- en gaswet uitdrukkelijk bepaalt dat “geen enkele vergoeding mag worden aangerekend wanneer een huishoudelijke afnemer of KMO gebruikt maakt van het recht om zijn energiecontract te beëindigen”.
Waar vindt u die vaste vergoeding of verbrekingsvergoeding?
De aanrekening van die vaste vergoeding voor een volledig jaar vindt u doorgaans terug in de rubriek “energieprijs” van de slotfactuur die u ontvangt van uw oude leverancier na een beëindiging van uw energiecontact ingevolge een verandering van leverancier vóór de einddatum van uw energiecontract voor elektriciteit en/of aardgas.
Voor meer informatie: zie beleidsadvies nr. 17.011 van de Ombudsdienst voor energie via:
https://www.ombudsmanenergie.be/nl/publicaties/advies-17011-over-vaste-vergoedingen-versus-verbrekingsvergoedingen
Veel gestelde vragen
Wat is een vaste vergoeding?
Dit is een abonnementskost of administratieve kost die sommige leveranciers aanrekenen bovenop de vaste of variabele energieprijs per kWh.
Hoeveel bedraagt de vaste vergoeding?
Die vergoeding kan sterk variëren en gaat van 10 euro tot 90 euro per jaar, inclusief . 21 % btw.
Sommige leveranciers rekenen voor bepaalde energiecontracten zelfs geen vaste vergoeding aan.
Pro rata temporis of per begonnen jaar?
Vanaf 2015 begonnen sommige energieleveranciers de volledige vaste vergoeding per begonnen leveringsjaar aan te rekenen, ook al ben je geen jaar klant bij die leverancier. Andere leveranciers blijven die vaste vergoeding in verhouding tot de verstreken duur van het begonnen leveringsjaar (“pro rata temporis”) aanrekenen.
Volgens het consumentenakkoord https://www.mediateurenergie.be/sites/default/files/content/accord-electricity-nl.pdf dat de leveranciers en de voormalige Minister van Consumentenzaken hebben ondertekend, kunnen energieleveranciers tijdens het eerste leveringsjaar een vaste vergoeding per jaar aanrekenen. Vanaf het tweede contractjaar mogen zij die vaste vergoeding ofwel enkel volgens een dalend forfaitair gedeelte van de vaste vergoeding, ofwel volledig pro rata temporis, ofwel gedeeltelijk forfaitair en gedeeltelijk pro rata temporis aanrekenen.
Hoeveel bedraagt uw eventueel financieel nadeel?
Dit is afhankelijk van de hoogte van de vaste vergoeding per jaar en van de periode dat u klant bent gebleven. Wanneer een vaste vergoeding van 60 euro per jaar voor elektriciteit en 60 euro per jaar voor aardgas wordt aangerekend en u bent slechts 2 maanden klant gebleven, zal het financieel nadeel 100 euro zijn of 50 euro voor elektriciteit en 50 euro voor aardgas.
Wat zegt de elektriciteits- of aardgaswet?
Zowel de elektriciteits- als de gaswet bepalen uitdrukkelijk dat “geen enkele vergoeding mag worden aangerekend wanneer een huishoudelijke afnemer of KMO gebruikt maakt van het recht om zijn energiecontract te beëindigen”.
Volgens de Ombudsdienst voor energie kunnen afspraken tussen de voormalige Minister van Consumentenzaken en de energieleveranciers in het consumentenakkoord, geen afbreuk doen aan deze wettelijke bepaling.
Collectieve rechtsvordering door de Consumentenombudsdienst ? https://consumentenombudsdienst.be/nl
° Op vraag van de Ombudsman voor energie had de Consumentenombudsdienst op 3 augustus 2018 een collectieve rechtsvordering ingesteld bij de Ondernemingsrechtbank te Brussel met het oog op een collectieve schikking of onderhandeling met de betrokken leveranciers zoals wettelijk voorzien. Het Wetboek Economisch Recht laat immers aan de Consumentenombudsdienst de mogelijkheid toe om een groep van consumenten te vertegenwoordigen enkel in het onderhandelingsfase van een collectieve rechtsvordering, ten einde op die wijze tot een collectieve schikking met de betrokken partijen te komen.
Aan de Ondernemingsrechtbank werd gevraagd om de ontvankelijkheidsvoorwaarden van deze rechtsvordering te beoordelen, namelijk:
- De Consumentenombudsdienst is een geschikte groepsvertegenwoordiger om deze rechtsvordering in te stellen;
- De bestreden commerciële praktijken van de leveranciers vormen een mogelijke inbreuk op diverse wettelijke bepalingen, vooral uit de elektriciteits- en aardgaswet;
- Een collectieve vordering is efficiënter voor de gedupeerde klanten omdat een individuele rechtsvordering tijdrovend en duur is voor een schade van enkele tientallen euro’s (om die reden ook wel “strooischade” genoemd).
° In het tussenvonnis van 4 november 2019 oordeelde de Ondernemingsrechtbank positief op de eerste ontvankelijkheidsvoorwaarde, namelijk dat de Consumentenombudsdienst de geschikte groepsvertegenwoordiger is om deze collectieve rechtsvordering in te stellen.
° De betrokken leveranciers gingen evenwel in beroep bij het Hof van Beroep te Brussel dat werd gevraagd om zich uit te spreken over de drie ontvankelijkheidsvoorwaarden.
Op 14 april ’21 velde het Hof van Beroep een arrest waarbij het verzoek van de Consumentenombudsdienst om met de betrokken leveranciers te onderhandelen met het oog op een collectieve schikking NIET werd ingewilligd.
Na meer dan 2,5 jaar is er dus een uitspraak die de wettelijke opdracht van de Consumentenombudsdienst om als groepsvertegenwoordiger op te treden in collectieve consumentengeschillen, in vraag stelt.
° De Consumentenombudsdienst heeft dan ook beslist om dit arrest verder te onderzoeken. De resultaten van dit onderzoek zullen toelaten omaanbevelingen te doen aan de regering of de wetgever over de rol van ombudsmannen in het nieuw Europees kader van representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten.
Hoe moet het nu verder?
Nu blijkt dat volgens het Hof van Beroep de Consumentenombudsdienst wettelijk NIET geschikt is om een eventuele collectieve schikking tussen de Consumentenombudsdienst en de energieleveranciers te onderhandelen, stopt hiermee het dossier van de collectieve rechtsvordering voor de Consumentenombudsdienst. Dit betekent dat de individuele consumenten geen deel kunnen uitmaken van een groep consumenten voor een collectieve rechtsvordering door de Consumentenombudsdienst.
Belangrijk is dat het Hof geenszins een uitspraak heeft gedaan over het geschil ten gronde, met name de (on)wettigheid van de betwiste forfaitaire vaste vergoedingen. Bijgevolg kunnen individuele consumenten deze praktijken blijven betwisten en hiervoor uiteraard verder beroep blijven doen op de Ombudsdienst voor energie om te proberen een minnelijke schikking te vinden voor deze vaste vergoedingen of een aanbeveling te bekomen indien geen minnelijke oplossing met de betrokken energieleverancier mogelijk is.
Deze aanbevelingen van de ombudsman voor energie zijn niet afdwingbaar ten aanzien van de energieleveranciers, maar ze zijn alsnog nuttig want:
° Individuele consumenten kunnen deze aanbevelingen gebruiken wanner zij voor de rechtbank om de vaste vergoeding bij een energieleverancier te betwisten. Voor welke vrederechter bevoegd is, kan u terecht bijhttps://www.rechtbanken-tribunaux.be/nl.
° deze aanbevelingen worden ook gebruikt door de Ombudsdienst om structurele beleidsadviezen te formuleren aan de beleidsverantwoordelijken. Zie ook het memorandum aan de federale regering https://www.ombudsmanenergie.be/sites/default/files/content/download/files/advies_19_013_van_31_december_2019_memorandum.pdf